Verslag provincieraad 6 februari 2024

10 Februari 2024

Verslag provincieraad 6 februari 2024

Op 6 februari 2024 ging de eerste provincieraad van het laatste jaar van de beleidsperiode 2018-2024 door. Groen pleit voor een vergunningenbeleid dat meer stikstofdepositie in de toekomst voorkomt, en betreurt dat landbouw en natuur eens te meer tegen elkaar worden uitgespeeld. We willen dat het provinciebestuur ijvert voor voldoende financiële middelen voor de toekomstige fietssnelwegen. We roepen op om de provinciale begeleiderspas te integreren met de European Disability Card.

Op 6 februari vergadert de provincieraad van Vlaams-Brabant voor het eerst in 2024. Beginnen doen we, zoals steeds, met de mondelinge vragen. De voorzitter van de raad noemt dit ook wel het ‘vragenuurtje’. Ditmaal werden er maar liefst drie mondelinge vragen gesteld vanuit Groen: twee door fractieleider Tie Roefs en één door fractieledenFinke Jacobs en Luka Augustijns.

De eerste mondelinge vraag van Tie kadert binnen het nieuwe stikstofdecreet. Op 24 januari 2024 keurde het Vlaamse parlement immers het voorstel van decreet over de Programmatorische Aanpak Stikstof (PAS) goed. “Wij vragen ons af wat de betekenis van dit decreet is voor de landbouwbedrijven in Vlaams- Brabant”, zegt Tie en legt de volgende vragen voor aan de deputatie. Ten eerste of er Vlaams-Brabantse bedrijven bij de zogenaamde piekbelasters zijn. Zijn er bijgevolg Vlaams-Brabantse bedrijven die zullen verzocht worden om hun stikstofuitstoot drastisch te verminderen? Voor hoeveel varkens- en pluimveebedrijven, vlees – en melkveebedrijven is dit het geval? En tot slot vraagt Tie of er Vlaams-Brabantse bedrijven zijn die overwegen van vrijwillig hun landbouwactiviteit te stoppen.

Gedeputeerde Ann Schevenels beantwoordt de vragen. Ze begint met de caveat dat om privacyredenen niet altijd een exact antwoord gegeven kan worden. Er zijn vooreerst wel degelijk Vlaams-Brabantse landbouwbedrijven bij de piekbelasters, maar dit aantal is beperkt. Het gaat om minder dan tien bedrijven. Alle veebedrijven in Vlaams-Brabant zullen worden verplicht om hun stikstofuitstoot te doen dalen, zoals in het PAS-decreet wordt bepaald. Op de vraag of er al landbouwbedrijven zijn die vrijwillig stopten met hun activiteiten, antwoordt de gedeputeerde eveneens bevestigend. Het is om ‘privacyredenen’ echter niet mogelijk om een exact getal te geven.

Met een tweede luik vragen, die nog steeds deel uitmaken van de overkoepelende ‘eerste mondelinge vraag’, vestigt Tie de aandacht op de belangrijke bevoegdheid van het provinciaal bestuur in het afleveren van omgevingsvergunningen. “Ook na de nieuwe bevoegdheidsverdeling met Vlaanderen en de gemeenten op het einde van de vorige legislatuur, blijft de provincie een belangrijke speler in het beleid betreffende de omgevingsvergunningen. Daarom vragen wij ons af welke maatregelen het provinciebestuur neemt om geen vergunningen meer af te leveren die de stikstofuitstoot vermeerderen.” Daarop antwoordt de gedeputeerde dat het vergunningstraject gevolgd zal worden, zoals dit door de wetgever is voorzien. Zo moet, bijvoorbeeld, het effect op de omliggende kwetsbare gebieden nagegaan worden en moet een aanvraag voorgelegd worden aan het Agentschap Natuur en Bos.

Ondernemingen verdienen rechtszekerheid. Het is de rol van alle verantwoordelijke overheden om zich te bezinnen over hoe ze verschillende belangen kunnen verzoenen, in deze die van de (landbouw)ondernemer en die van de omringende leefomgeving.

Tie betreurt dat de gedeputeerde niet meer exacte gegevens kan geven, en dat het provinciebestuur van Vlaams-Brabant nog niet proactief nagedacht heeft over hoe het in de toekomst zeker geen vergunningen meer zal toekennen die de stikstofuitstoot vergroten. Uiteraard gaat het daarbij niet alleen om vergunningen voor landbouwbedrijven. De stikstofproblematiek is al ouder dan vandaag. We weten al lang wat ons te doen staat. Ondernemingen verdienen rechtszekerheid. Het is de rol van alle verantwoordelijke overheden om zich te bezinnen over hoe ze verschillende belangen kunnen verzoenen, in deze die van de (landbouw)ondernemer en die van de omringende leefomgeving.

De tweede mondelinge vraag komt ook van onze fractieleider en werd geïnspireerd door de sneeuwval van midden januari 2024. “Eindelijk konden we nog eens genieten van sneeuw”, begint Tie, “maar met dit genot kwam ook de uitdaging van het sneeuwvrij maken van de fietspaden en -snelwegen. Soms lagen ze er spekglad bij.” Daarom polst ze naar wie eigenlijk verantwoordelijk is voor het ruimen van sneeuw op de verschillende fietssnelwegen in Vlaams-Brabant. Ook is de fractie benieuwd naar hoe het provinciebestuur zelf deze periode evalueert: is alles goed verlopen? Welke maatregelen zullen ze in de toekomst nemen opdat de fietspaden sneller sneeuwvrij zullen zijn en ook zullen blijven?

Gedeputeerde Tom Dehaene bevestigt dat het sneeuwvrij maken van de fietspaden iets is wat leeft onder de mensen. Bij een winterprik wordt dit dan ook nauw opgevolgd. Wanneer de provincie de aanleg van de fietspaden subsidieert en financiert worden er ook steeds afspraken gemaakt rond het onderhoud ervan, zowel het ‘groenonderhoud’ als het sneeuwvrij maken ervan. Soms ligt de verplichting tot onderhoud bij de Vlaamse Waterweg, maar meestal gewoon bij de gemeenten. “Een groot deel van de fietssnelwegen is wél sneeuwvrij gemaakt, maar dat wil niet zeggen dat het soms niet beter kan. We vangen de signalen op via de verschillende facebookgroepen,” stelt de gedeputeerde. De provincie neemt dan contact met de betrokken gemeenten om te zien hoe zij in de toekomst meer proactief kunnen handelen. In Limburg is er een proefproject lopende om te zien of het mogelijk zou zijn het onderhoud van de fietspaden aan het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) over te laten. Het zou immers nuttig zijn om één vaste partner te hebben die in het onderhoud voorziet. Eerst moet de provincie echter de resultaten uit Limburg afwachten.

Tie beaamt dat het beter zou zijn om de verantwoordelijkheid bij één partner te leggen in plaats van deze te verdelen. Anderzijds voelt het erg aan alsof alle gemeentes enkel ‘voor zich’ staan. “Is het geen optie om ook de sneeuwval meer bovenlokaal te bekijken? Eén gemeente kan bijvoorbeeld geen sneeuwruimer aankopen, misschien kan de provincie hier verantwoordelijkheid nemen?” stelt Tie voor. Daarnaast wijst ze op de gewoonte in Scandinavië om zand te strooien. Dat zijn initiatieven die hier niet gebruikelijk zijn. Voor één gemeente zijn innovaties op vlak van sneeuwruimen te kostelijk. Kan de provincie hier dan geen voortrekkersrol spelen? Gedeputeerde Dehaene bevestigt dat er een andere aanpak vereist is voor fietspaden en -snelwegen. Zout strooien heeft niet altijd het verhoopte effect omdat men er niet vaak genoeg over rijdt. Daarnaast beheert de provincie de wegen niet langer, waardoor er altijd een beroep gedaan moet worden op partners. De gedeputeerde beaamt dat het goed is om op zoek te gaan naar nieuwe, innovatieve manieren om met de sneeuwval om te gaan. Ook Ties ideeën zijn dus zeer welkom. “Een aantal gemeentes nemen hun fietssnelwegen mee op in de eerste ronde van strooien. Deze manier van werken moedigen we aan. Ik stel vast dat meer en meer gemeentes ervan overtuigd zijn om dit te doen, wat eveneens helpt om de andere gemeentebesturen aan te sporen om dit ook te doen”, aldus Dehaene.

Voor één gemeente zijn innovaties op vlak van sneeuwruimen te kostelijk. Kan de provincie hier dan geen voortrekkersrol spelen?

De derde mondelinge vraag vanuit onze fractie komt van Finke en Luka. De vraag betreft de European Disability Card (EDC) en het gebruik ervan in o.a. de provinciale domeinen. De EDC is een Europese kaart voor mensen met een beperking, waarmee zij voordelen kunnen genieten bij cultuur-, sport- en vrijetijdsactiviteiten. De Europese kaart is vandaag echter nog onvoldoende gekend, zowel bij personen met een beperking als bij de dienstverleners. Slechts 1 op 7 personen met een erkende beperking in ons land bezit de kaart. Ook de organisaties waarbij men hiermee terecht kan zijn beperkt.

Vlaams-Brabant werkt met een begeleiderspas, naast de EDC. De pas wordt toegekend op naam van de persoon met een beperking. Deze mag steeds zelf opnieuw kiezen wie hen begeleidt. De aanvraagprocedure staat uitgebreid omschreven op de website van de provincie. De vraag is echter in hoeverre de begeleiderspas als extra kaart een meerwaarde biedt op lange termijn, aangezien er een uniforme kaart beschikbaar is. De begeleiderspas is immers niet hetzelfde als de EDC én ze voegt een administratieve stap toe aan het toekenningsproces.

De EDC is een Europese kaart voor mensen met een beperking, waarmee zij voordelen kunnen genieten bij cultuur-, sport- en vrijetijdsactiviteiten. De Europese kaart is vandaag echter nog onvoldoende gekend.

Finke en Luka stellen concreet de volgende vragen. Ten eerste vragen ze hoeveel geldige begeleiderspassen er in omloop zijn in Vlaams-Brabant. Vervolgens of het mogelijk zou zijn om, op korte termijn, bij de aangesloten organisaties aan te dringen ook de EDC-kaart te accepteren. Ook vragen ze of de deputatie overweegt om op termijn de begeleiderspas in te ruilen voor de EDC kaart, met het oog op administratieve vereenvoudiging (zowel naar personen met een beperking als deelnemende organisaties toe). Tot slot vragen ze of de deputatie overweegt om de EDC kaart verder te promoten via haar kanalen.

Volgens gedeputeerde Ann Schevenels kent de provincie de begeleiderspas al wel een hele tijd. Momenteel zijn er 842 toegekende begeleiderspassen. Dit wil zeggen dat personen met een beperking, samen met hun begeleiders, gratis binnen mogen in de domeinen – ook waar er in principe geen gratis inkom is. Volgens de gedeputeerde staat de EDC ook al op de website van de provincie. De gedeputeerde bevestigt dat de kaart nog niet zo gekend is, maar dat de provincie ze wel aanvaardt. De vraag of dit een integratie zou kunnen betekenen van de provinciale begeleiderspas met de EDC-kaart laat de gedeputeerde onbeantwoord.  De gedeputeerde zegt wel: “Het is moeilijk om tegen de organisaties te zeggen dat ze de EDC moeten accepteren, maar de provincie is zeker bereid om ze meer te promoten. We zouden onze bevoegdheid niet te buiten treden door de EDC nogmaals onder de aandacht te brengen van de organisaties met wie we reeds samenwerken.”

De vraag of  de provinciale begeleiderspas met de EDC-kaart kan geïntegreerd worden, laat de gedeputeerde onbeantwoord. 

Na de mondelinge vragen wordt de agenda van de dag behandeld. Vandaag liggen er maar vier voorstellen voor om gestemd te worden. Omdat het de eerste provincieraad van het jaar is, begint de nummering opnieuw te lopen. Voorstel nr. 1 betreft enkele aanpassingen in het infopunt van het provinciedomein Kessel-Lo. Groen stemt voor en het voorstel wordt goedgekeurd.

Voorstellen nrs. 2 tot 4 betreffen telkens (voorlopige) onteigeningsbesluiten om de fietssnelweg F25 aan te kunnen leggen. Bij het stemmen van de voorstellen ontstaat er een debat in de provincieraad. In het Vlaams parlement opperde Groen dat Minister van Mobiliteit Lydia Peeters de financiële middelen voor fietsmobiliteit niet opgebruikt krijgt. Dat is paradoxaal. Het zogenaamde ‘Fietsfonds’, een fonds waarbij de Vlaamse overheid voor elke euro die de provincies investeren in fietspaden een euro zou bijleggen, bevat onvoldoende middelen. Deze middelen werden in beperkte mate aangevuld via het Kopenhagenfonds. In haar repliek op de aanpassingen in de meerjarenbegroting nodigde Groen de deputatie ook nog uit om ‘voorzienend’ te zijn en te zorgen voor voldoende financiële middelen voor het fietssnelwegennetwerk in de toekomst. Groen vroeg de deputatie om hierover de dialoog met Vlaanderen aan te gaan. “U verwijst naar het Kopenhagenfonds dat werd aangesproken om het gat in de het Fietsfonds te dichten”, begint Tie, “we hebben hier als fractie al meerdere vragen over gesteld in het verleden, met name over de zorg omtrent voldoende financiële middelen voor fietssnelwegen, ook naar toekomstige legislaturen toe.” Gedeputeerde Dehaene antwoordt dat er inmiddels inderdaad signalen zijn gegeven richting de Vlaamse overheid. Hij beaamt dat het beter zou zijn om alle resterende fondsen voor fietsmobiliteit naar het Fietsfonds te laten vloeien i.p.v. naar de ‘algemene pot’. Hij had terzake reeds contact met minister Gwendolyn Rutten. Zij zou het navragen binnen de regering. Het spreekt voor zich dat Groen de vinger aan de pols van de financiering van de fietssnelwegen in Vlaams-Brabant en Vlaanderen zal houden.

Groen nodigt het provinciebestuur uit om ‘voorzienend’ te zijn en te zorgen voor voldoende financiële middelen voor het fietssnelwegennetwerk in de toekomst.

Verder veroorzaakte ook de uitspraak van voorzitter van CD&V Sammy Mahdi ophef in de provincieraad. Volgens hem zou, behalve Natuurpunt, ook de overheid geen landbouwgrond meer mogen aankopen. Tussen de percelen die onteigend zullen worden voor de aanleg van de F25 bevindt zich echter ook landbouwgrond. “Ik betreur de uitspraken van Sammy Mahdi. De tijd van het uitspelen van ‘de landbouw’ tegen ‘de natuur’, en andersom, is hopelijk voorgoed voorbij.  Het verleden heeft geleerd dat we niemand verder helpen met dit soort vijandbeelden, dit soort karikaturen. Dat er landbouwgrond verworven wordt in het kader van natuurbehoud en klimaatneutrale mobiliteit is goed,” stelt fractieleider Tie. Groen stemt telkens voor en de voorstellen worden goedgekeurd. Het opkopen van landbouwgrond voor natuurdoeleinden is verre van de oorzaak van de prijsverhoging van landbouwgrond. Eerder moeten we daarvoor kijken naar, bijvoorbeeld, de ‘vertuining’ en de ‘verpaarding’ van onze open ruimte. Of zoals Dieter De Cleen in de krant De Morgen van 7 februari 2024 het stelt: “De oprukkende ‘residentialisering’ is het grootste probleem op het platteland, voor landbouw én natuur”.

De vergadering wordt gesloten. De volgende provincieraad vindt plaats op dinsdag 19 maart 2024.